Skip to main content

FIS-veiligheidsregels voor alpineskiërs

 

Veiligheid: Rekening houden met andere skiërs en snowboarders: Iedereen moet zich zo gedragen dat hij anderen niet in gevaar brengt of schade toebrengt. Identificatieplicht: Iedere skiër, snowboarder en langlaufer, getuige of betrokken, verantwoordelijk of niet, moet bij een ongeval zijn persoonlijke gegevens bekendmaken. Hulpverlening: Bij een ongeval is iedereen verplicht hulp te verlenen. De borden in acht nemen: Iedere skiër en snowboarder moet de markeringen en signaleringen respecteren. Stijgen en afdalen: Een skiër of snowboarder die te voet stijgt of afdaalt, moet de rand van de piste gebruiken.

Stoppen: Elke skiër of snowboarder moet vermijden om zonder noodzaak te stoppen op smalle of blinde plaatsen op een helling. Een skiër of snowboarder die gevallen is, moet zo snel mogelijk zo'n plek verlaten.

Kinderen: Kinderen mogen nooit zonder helm op de piste!

Snelheidsbeheersing en skistijl: Elke skiër en snowboarder moet op zicht skiën. Hij moet zijn snelheid en manier van skiën aanpassen aan zijn kunnen en aan het terrein, de sneeuw- en weersomstandigheden en de verkeersdrukte.

Keuze van rijstrook of helling: Skiërs en snowboarders die van achteren komen, moeten hun rijstrook zo kiezen dat ze de skiërs en snowboarders voor hen niet in gevaar brengen. Ski & Snowboard: Inrijden, starten en bergop gaan: Elke skiër of snowboarder die een helling wil oprijden, wil herstarten na een stop, of bergopwaarts wil slingeren of rijden, moet controleren of hij dit kan doen zonder zichzelf of anderen in gevaar te brengen. Inhalen: Inhalen is toegestaan van boven of onder, van rechts of van links, maar altijd op een afstand die de ingehaalde skiër of snowboarder voldoende ruimte laat voor al zijn bewegingen.